Ameland vanaf de 15e eeuw
De oudste bewoning van het eiland dateert waarschijnlijk uit de 8e of 9e eeuw. U kunt hier meer over het verleden van Ameland vinden.
Halverwege de 15e eeuw komt het eiland in het bezit van de familie Cammingha. Een Friese, adellijke, familie woonachtig te Leeuwarden.
Zij bouwen op Ameland het “Camminghaslot” en bereiken dat het eiland als onafhankelijk staatje wordt erkend met een eigen wetgeving en rechtspraak.
In 1704 wordt het eiland verkocht aan Amalia van Anhalt-Dessau. Zij koopt het voor haar zoon Prins Johan Willem Friso en zo komt het eiland in het bezit van de Oranjes.
In 1795 worden door Napoleon alle bezittingen van de Oranjes verbeurd verklaard en komt een einde aan deze zelfstandigheid.
Na de Franse periode (1795-1814) wordt het eiland definitief als een “grietenij” bij de provincie Friesland gevoegd. Het Camminghaslot wordt in 1829 afgebroken.
Het toerisme komt op gang
Pas nadat in 1913 het westelijke deel wordt ingedijkt en in 1928 het oostelijke deel, ontstaan nieuwe mogelijkheden voor ontwikkeling van de landbouw.
Ook komt in deze periode voorzichtig een toeristische ontwikkeling op gang dat door de Tweede Wereldoorlog en de bezetting echter wreed wordt onderbroken.
Aantal bewoners
Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog stijgt het aantal inwoners o.a. doordat een flink aantal zeelieden afmonstert en zich op Ameland vestigt. Na de bevrijding verlaten veel van deze zeelieden met hun gezinnen weer het eiland om zich definitief in Amsterdam en omgeving te vestigen. Velen vinden werk in de scheepsbouw.
Bij het uitbreken van de oorlog telde Ameland 1997 inwoners.
Mobilisatie
Nadat in de maand augustus de spanning tussen Duitsland enerzijds en Frankrijk en Engeland anderzijds door de houding van Hitler flink is opgelopen besluit de Nederlandse regering op 28 augustus 1939 tot een algemene mobilisatie.
De inval in Polen leidt vervolgens op 3 september tot het begin van de Tweede Wereldoorlog. Het Nederlandse veldleger telt 59.000 man terwijl nog eens 200.000 militairen worden opgeroepen om bij een onderdeel te worden ondergebracht. Op het moment van het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940 had het leger een sterkte van 280.000 man.
Ook een flink aantal eilanders vertrokken naar hun legeronderdeel. Voor hen was het vaak moeilijk om gebruik te maken van hun verlof. Twee dagen verlof in 14 dagen was de norm voor iedereen.
De regeling maakte het mogelijk om “den avond tevoren” thuis te komen. Zodat er in feite sprake was van meer dan 2 dagen verlof.
Hoe verder de militair moet reizen hoe eerder hij mocht vertrekken. Dit gold zeker voor een eilander militair die ’s morgens om 6 uur bepakt en bezakt de kazerne verliet. “Hoe laat ben je nu thuis?”, vroegen zijn maten. “Als de boot vaart om half acht”, was het antwoord. Het was namelijk een lange reis in die tijd en de boot voer nog op tij (alleen bij vloed) en meestal maar één keer op een dag. Het betekende echter ook dat de militair ook weer vroeg moest vertrekken om op tijd terug te zijn.
Maar ook op de Waddeneilanden was de mobilisatie merkbaar.
Op Ameland werden o.a. soldaten van het onderdeel Grensbeheer gestationeerd.
Na het uitbreken van de oorlog en de capitulatie bleven de militairen eerst nog enkele dagen op het eiland.
Op 16 mei 1940 werden de militairen afgevoerd naar de Harmonie in Leeuwarden. Daar verbleven ze een week, in de Leeuwarder Courant werd gemeld dat op de ochtend van 23 mei 1940 de, in de Harmonie gelegerde Nederlandse krijgsgevangenen, met de trein naar Groningen zijn vertrokken. Ze werden van de Harmonie overgebracht naar de Rabenhauptkazerne in Groningen. Het ging hier om de op Ameland en Terschelling gelegerde militairen.

Hij was ingedeeld bij de verbindingen, telefonie.
(foto 20 augustus 1939)
Tijdens de mobilisatie als matroos van de Koninklijke Marine op Vlieland gelegerd.
(29 augustus 1939)